1 Korintiërs 12:12-30
Gelijk het lichaam één is en toch vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoewel zij vele zijn, één lichaam zijn, alzo ook Christus. Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en hebben wij allen van één Geest te drinken gekregen. Want het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele.
Als de voet zegt: “Omdat ik geen hand ben, ben ik geen deel van het lichaam”, is hij daarom niet minder een deel van het lichaam. En als het oor zegt: “Omdat ik geen oog ben, ben ik geen deel van het lichaam”, dan is het daarom niet minder een deel van het lichaam. Als het hele lichaam een oog was, waar zou het gehoor dan zijn? Als het hele lichaam een gehoor was, waar zou dan de reukzin zijn? Maar nu heeft God de leden, elk van hen, in het lichaam geplaatst, precies zoals Hij wilde. Als ze allemaal één lid waren, waar zou het lichaam dan zijn? Maar nu zijn er vele leden, maar één lichaam. En het oog kan niet tegen de hand zeggen: “Ik heb u niet nodig”; of het hoofd tegen de voeten: “Ik heb u niet nodig.” Integendeel, het is veel waar dat de leden van het lichaam die zwakker schijnen te zijn, noodzakelijk zijn; en de leden van het lichaam die wij minder eerbaar achten, geven wij meer overvloedige eer, en onze minder toonbare leden worden veel toonbaarder, terwijl onze meer toonbare leden er geen behoefte aan hebben. Maar God heeft het lichaam zo samengesteld, dat Hij overvloediger eer geeft aan dat lid dat ontbreekt, opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar opdat de leden dezelfde zorg voor elkaar zouden hebben. En als één lid lijdt, lijden alle leden mee; als één lid geëerd wordt, verheugen alle leden zich mee. U bent het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk maakt er deel van uit. En God heeft in de kerk aangesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, dan wonderen, dan gaven van genezingen, hulp, toedieningen, verschillende soorten tongen. Allen zijn geen apostelen, of wel? Allen zijn geen profeten, of wel? Allen zijn geen leraren, of wel? Allen zijn geen werkers van wonderen, zijn zij? Allen hebben geen gaven van genezing, of wel? Allen spreken niet met tongen, of wel? Allen tolken niet, of wel?