Elke dag leer je iets nieuws, vooral als je een nieuwe taal studeert, in dit geval het Engels. Elke dag is een kans om woordenschat te leren en te kunnen gebruiken in je dagelijks leven. Vandaag leer je de dagen van de week, de maanden en de seizoenen van het jaar in het Engels. Dit zijn basiswoorden die we heel vaak gebruiken, dus het is heel belangrijk dat je ze leert.
Voordat we met de woordenschat beginnen, moet je onthouden dat in het Engels de dagen van de week, de maanden en de seizoenen van het jaar met hoofdletters beginnen. De eerste letter van deze woorden in kleine letters schrijven wordt als een fout beschouwd.
Dus, laten we eens kijken naar enkele nuttige en gemakkelijke woorden in het Engels. Vergeet niet om elke dag te oefenen, zodat je je niveau snel kunt verbeteren. Het belangrijkste is om consequent te zijn en niet te veel tijd voorbij te laten gaan zonder te studeren. En als je bang bent om de studie van het Engels onder ogen te zien, kun je onze post lezen over hoe je de angst om Engels te spreken kwijtraakt.
De dagen van de week in het Engels:
- Maandag: Maandag
- Dinsdag: Dinsdag
- Woensdag: Woensdag
- Donderdag: Donderdag
- Vrijdag: Vrijdag
- Zaterdag: Zaterdag
- Zondag: Zondag
U kunt de uitspraak van het Engels oefenen met de video van onze docenten:
De maanden van het jaar in het Engels:
- januari: januari
- februari: februari
- maart: maart
- april: april
- mei: mei
- juni: juni
- juli: juli
- augustus: augustus
- september: september
- oktober: Oktober
- November: November
- December: December
De seizoenen van het jaar in het Engels:
- Spring: Spring
- Summer: Summer
- Autumn (in het Amerikaans Engels: Fall): Autumn
- Winter: Winter
Om te weten te komen hoe u deze woorden in het Engels uitspreekt, raden wij u aan het Oxford English Dictionary te raadplegen, een online woordenboek waarmee u de uitspraak kunt beluisteren van alle woorden die u opzoekt.
Meer Engelse basiswoorden:
- Week: Week
- Maand: Maand
- Seizoen: Seizoen
- Jaar: Jaar
- Vandaag: Vandaag
- Vanavond: Vanavond
- Gisteravond: Gisteravond
- Gisteren: Gisteren
- Morgen: Morgen
- Volgende week: Volgende week
- Vorige week: Last week
- Everyday: Everyday
- Now: Now
Je kent de dagen van de week, maanden en seizoenen al in het Engels, dus begin te oefenen met onze oefeningen en probeer ze te gebruiken in je gesprekken.
VOORBEELDEN:
Vul de zinnen in met het juiste woord.