Voorbeeld 1
In deze driehoek weten we:
- hoek A = 49°
- b = 5
- en c = 7
Om de driehoek op te lossen moeten we de zijde a en de hoeken B en C vinden.
Gebruik eerst de cosinuswet om zijde a te vinden:
a2 = b2 + c2 – 2bc cosA
Nu gebruiken we de wet van de sinus om de kleinste van de andere twee hoeken te vinden.
Waarom de kleinste hoek? Omdat de functie van de inverse sinus zelfs voor hoeken groter dan 90° antwoorden geeft die kleiner zijn dan 90°. Door de kleinste hoek te kiezen (een driehoek zal geen twee hoeken groter dan 90° hebben) vermijden we dat probleem. Let op: de kleinste hoek is de hoek met de kortere zijde.
Kies hoek B:
sin B / b = sin A / a
Heb je gemerkt dat we a = 5,30 niet hebben gebruikt. Dat getal is afgerond op 2 decimalen. Het is veel beter om het niet-afgeronde getal 5,298 te gebruiken… dat nog op onze rekenmachine moet staan van de laatste berekening.