Schots en Engels (van Normandische oorsprong): woonnaam voor iemand uit Rots bij Caen in Normandië, waarschijnlijk genoemd met het Germaanse element rod ‘clearing’. Vergelijk Rhodes. Dit was de oorspronkelijke woonplaats van een familie de Ros, die zich in 1130 in Kent vestigde. Schots en Engels: naam afkomstig van verschillende plaatsen met de naam Ross of Roos(e), afgeleid van Welsh rhós ‘hoogland’ of heidegebied, of van een Britse voorouder van dit woord, dat ook de betekenis ‘voorgebergte’ had. Dit is de betekenis van het verwante Gaelic woord ros. Bekende bronnen van de achternaam zijn Roos in Humberside (vroeger in East Yorkshire) en de regio in Noord-Schotland die bekend staat als Ross. Andere mogelijke bronnen zijn Ross-on-Wye in Herefordshire, Ross in Northumbria (dat op een kaap ligt), en Roose in Lancashire Engels en Duits: van de Germaanse persoonsnaam Rozzo, een afkorting van de verschillende samengestelde namen met het eerste element hrod ‘roem’, in Engeland geïntroduceerd door de Noormannen in de vorm Roce. Duits en Joods (Asjkenazisch): metonymische beroepsnaam voor een paardenfokker of -houder, van Middelhoogduits ros, Duits Ross ‘paard’; misschien ook een bijnaam voor iemand waarvan gedacht werd dat hij op een paard leek of een woonplaatsnaam voor iemand die in een huis woonde dat zich onderscheidde door het teken van een paard. Joods: Veramerikaniseerde vorm van Rose 3.