Vorige | Volgende
92 Verzen over Gilead uit 19 Boeken
Alzo vluchtte hij met al wat hij had; En hij maakte zich op, en voer over de rivier, en hij zette zijn aangezicht op het gebergte Gilead.
Genesis 31:23
En hij nam zijn broederen met zich, en jaagde hem na, zeven dagen reis; en zij achterhaalden hem op het gebergte Gilead.
Genesis 31:25
Toen achterhaalde Laban Jakob. Jakob nu sloeg zijn tent op het gebergte op, en Laban met zijn broederen sloeg zijn tent op het gebergte van Gilead op.
Genesis 37:25
En zij zaten neder om brood te eten; en zij hieven hun ogen op en keken, en ziet, een gezelschap van Ismeelieten kwam van Gilead met hun kamelen, dragende specerijen en balsem en mirre, om naar Egypte af te voeren.
Numeri 26:29
Van de zonen van Manasse: van Machir, het geslacht der Machirieten; en Machir gewon Gilead; van Gilead, het geslacht der Gileadieten.
Numeri 26:30
Dit zijn de zonen van Gilead: Jeezer, het geslacht der Jeezerieten; van Helek, het geslacht der Helekieten:
Numeri 27:1
Daarna kwamen de dochteren van Zelophead, den zoon van Hepher, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef; en deze de namen zijner dochteren: Mahlah, Noa, en Hoglah, en Milcah, en Tirzah.
Numeri 32:1
De kinderen van Ruben nu en de kinderen van Gad hadden een zeer grote schare vee: En toen zij het land Jazer zagen, en het land Gilead, dat, ziet, het een plaats was voor vee;
Numeri 32:26
Onze kleinen, onze vrouwen, onze kudden, en al ons vee, zullen aldaar zijn in de steden van Gilead:
Numeri 32:29
En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben met u over de Jordaan zullen trekken, een ieder gewapend ten strijde, voor het aangezicht des HEEREN, en het land zal voor uw aangezicht onderworpen worden; zo zult gij hun het land Gilead tot een bezitting geven:
Numeri 32:39
En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, trokken naar Gilead, en namen het in, en onteigende den Amoriet, die daarin was.
Numeri 32:40
En Mozes gaf Gilead aan Machir, den zoon van Manasse; en hij woonde daarin.
Numeri 36:1
En de voornaamste vaders der huisgezinnen der kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, der huisgezinnen der zonen van Jozef, kwamen naderbij, en spraken voor Mozes, en voor de vorsten, de voornaamste vaders der kinderen Israels:
Deuteronomium 2:36
Van Aroer af, dat aan den oever der rivier Arnon is, en de stad, die aan de rivier is, tot in Gilead toe, was geen stad ons te sterk; de HEERE, onze God, heeft ons allen overgeleverd:
Deuteronomium 3:10
Al de steden der vlakte, en geheel Gilead, en geheel Basjan, tot Salcha en Edrei toe, steden van het koninkrijk van Og in Basjan.
Deuteronomium 3:12
En dit land, dat wij toen bezaten, van Aroer af, dat bij de rivier Arnon is, en het halve gebergte Gilead, en de steden daarvan, gaf ik aan de Rubenieten en aan de Gadieten.
Deuteronomium 3:13
En de rest van Gilead, en geheel Basjan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven stam van Manasse; de ganse landstreek van Argob, met geheel Basjan, dat genoemd werd het land der reuzen.
Deuteronomium 3:15
En Gilead gaf Ik aan Machir.
Deuteronomium 3:16
En aan de Rubenieten en aan de Gadieten gaf Ik van Gilead tot aan de rivier Arnon het halve dal, en de landpale tot aan de rivier Jabbok, de landpale der kinderen van Ammon;
Deuteronomium 4:43
Bezer in de woestijn, in het vlakke land, van de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, van de Gadieten; en Golan in Basjan, van de Manassieten.
Deuteronomium 34:1
En Mozes toog op van de vlakten van Moab tot den berg Nebo, tot den top van Pisga, die tegenover Jericho is. En de HEERE toonde hem het ganse land Gilead, tot aan Dan,
Joshua 12:2
Sihon, de koning der Amorieten, die in Hesbon woonde, regeerde van Aroer, dat aan den oever der rivier Arnon is, en van het midden der rivier, en van half Gilead, tot aan de rivier Jabbok, de landpale der kinderen Ammon;
Joshua 12:5
En regeerde op den berg Hermon, en in Salka, en in geheel Basjan, tot aan de landpale der Geshurieten en der Maachathieten, en half Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Heshbon.
Joshua 13:11
En Gilead, en de landpale der Geshurieten en der Maachathieten, en het ganse gebergte Hermon, en het ganse Bashan tot Salcah toe;
Joshua 13:25
En hun landpale was Jazer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen van Ammon, tot aan Aroer, dat voor Rabba is;
Joshua 13:31
En de helft van Gilead, en Ashtaroth, en Edrei, steden van het koninkrijk van Og in Bashan, tot de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, tot de helft der kinderen van Machir, naar hun geslachten.
Joshua 17:1
Er was ook een lot voor de stam van Manasse, want hij was de eerstgeborene van Jozef; voor Machir, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een krijgsman was, daarom had hij Gilead en Bashan.
Joshua 17:3
Maar Zelophehad, de zoon van Hepher, de zoon van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochteren; en deze de namen zijner dochteren, Mahlah, en Noah, Hoglah, Milcah en Tirzah.
Joshua 17:5
En aan Manasse vielen tien deelen, naast het land van Gilead en Bashan, hetwelk aan de andere zijde van de Jordaan is;
Joshua 17:6
omdat de dochteren van Manasse een erfdeel hadden onder zijn zonen; en de overige zonen van Manasse hadden het land van Gilead.
Joshua 20:8
En aan de overzijde van de Jordaan, bij Jericho, oostwaarts, wezen zij aan Bezer, in de woestijn, op de vlakte, uit den stam van Ruben, en aan Ramoth, in Gilead, uit den stam van Gad, en aan Golan, in Bashan, uit den stam van Manasse.
Joshua 21:38
En uit den stam van Gad, Ramoth in Gilead met haar voorsteden, een toevluchtsoord voor den doodslager; en Mahanaim met haar voorsteden,
Joshua 22:9
En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad en de halve stam van Manasse keerden weder, en vertrokken van de kinderen Israels uit Silo, dat in het land Kanaan was, om te gaan naar het land Gilead, naar het land hunner bezitting, waarvan zij bezeten waren, naar het woord des HEEREN, door de hand van Mozes.
Joshua 22:13
En de kinderen Israels zonden tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van Manasse, naar het land Gilead, Phinehas, den zoon van Eleazar, den priester,
Joshua 22:15
En de kinderen Israels zonden tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van Manasse, naar het land Gilead, Phinehas, den zoon van Eleazar, den priester:15
En zij kwamen tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van Manasse, in het land Gilead, en zij spraken met hen, zeggende:
Joshua 22:32
En Phinehas, de zoon van Eleazar, den priester, en de vorsten, keerden weder van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, tot het land Kanaan, tot de kinderen Israels, en brachten hun weder woord.
Judges 5:17
Gilead vertoefde aan gene zijde der Jordaan; en waarom bleef Dan in schepen? Aser bleef aan de kust der zee, en bleef in zijn bressen.
Judges 7:3
Gaat dan heen, verkondigt in de oren des volks, zeggende: Een iegelijk, die vreest en vreest, die kere terug en vertrek vroeg van het gebergte Gilead. En er keerden uit het volk twee en twintig duizend terug, en er bleven tienduizend over.
Judges 10:4
En hij had dertig zonen, die op dertig ezelszuilen reden, en zij hadden dertig steden, die tot op dezen dag Havothjair genaamd worden, hetwelk in het land van Gilead is.
Vorige | Volgende